De klauwen

Met zijn lange scherpe nagels slaat de tijger zijn prooi en haalt hij het slachtoffer naar zich toe om het met een beet in de nek of de keel af te maken. Net als alle katachtigen, trekt de tijger deze vlijmscherpe nagels in terwijl hij loopt. Twee paar pezen trekken het laatste teenkootje, waar de nagel aan vast zit, omhoog. Zo loopt de tijger onhoorbaar zacht op zijn fluwelen zolen. Pas als er gevaar dreigt of als hij in de aanval gaat, flitst hij zijn nagels als knipmessen naar buiten, klaar om toe te slaan. Tijgers zijn teengangers. Dat wil zeggen dat bij het lopen alleen hun tenen de grond raken. Aan zijn voorpoten heeft hij vijf tenen, waarvan de 'duim' te kort is om de grond te raken. Aan de achterpoten heeft de tijger vier tenen.