Het gebit

Het gevaarlijkste wapen van de tijger is zijn gebit. Zijn gebit is typisch dat van een vleeseter. De vier lange hoektanden, scherp als dolken, vallen het meest op. Als hij die eenmaal in de nek van zijn slachtoffer heeft geplant, heeft het dier geen enkele kans meer om te ontsnappen. Vergeleken met die hoektanden zijn de snijtanden klein. Ze dienen dan ook niet om er het vlees mee te snijden, zoals wij dat doen. Daarvoor beschikt de tijger over doeltreffende knipkiezen in de buurt van zijn mondhoeken. Daar kunnen de kauwspieren de grootste kracht uitoefenen. Knipkiezen uit boven en onderkaak werken samen als een schaar, waarmee de tijger het vlees in stukken snijdt. Met zijn voortanden schraapt hij de laatste vleesrestjes van de botten.

Het gebit van de tijger is, net als bij andere katachtige, aangepast aan een dieet dat hoofdzakelijk uit vlees bestaat. De voorste hoektanden zijn ideaal voor het afscheuren van vlees terwijl de achterste kiezen het verder fijnmalen. De hoektanden van de tijger zijn tussen de 7,5 tot 9 cm lang, afhankelijk van de leeftijd en de grootte van het lichaam. De kaken van de katachtige in het algemeen zijn korter dan bij mensen. Hierdoor kunnen ze meer kracht zetten en makkelijk botten en spieren doorbijten. Ook stelt het grotere gewricht tussen de onderkaak en de schedel de kat in staat haar mond wijd open te sperren en grote prooi te doden.

De hoektanden zijn lichtelijk gebogen, maar desondanks erg sterk. De achterste kiezen in de bovenkaak en de eerste kies in de onderkaak zijn sterk ontwikkeld en worden ook wel 'Carnassiche tanden' genoemd. Deze zijn goed ontwikkeld en hebben een driehoekige verticale vorm.